Archief BROEKHUIZEN-BROEKHUIZENVORST
Hof Op ter Stockt
De eerst bekende eigenaar van de verdwenen Hof Op ter Stockt, ten zuidwesten van Broekhuizen in het buurtschap De Stokt, is Willem van Broeckhuysen, heer van Broekhuizen. De hof wordt namelijk voor het eerst vermeld in diens boedelscheiding van 22 juli 1415 waarbij zijn zoon Sweder van Broeckhuysen deze verkrijgt. Sweder's oudste broer Johan krijgt naast de heerlijkheden Waardenburg en Broekhuizen ook alle onderlenen van het huis Broekhuizen toebedeeld. Sweder zelf erft de navolgende goederen, te weten:
a. de korentienden van Swolgen
b. de korentienden van Broekhuizenvorst
c. de hof Op ter Stockt te Broekhuizen
d. de hof Op ter Holl te Well
e. de halve tol te Venlo
f. een rente van vier malder pacht te Blitterswijck.
Ten aanzien van de drie eerste goederen wordt bepaald dat deze in vervolg leenroerig zullen worden aan het Huis en de Heerlijkheid Broekhuizen, waarmee dus een leenverhouding met zijn oudere broer ontstaat. Deze leenverhouding met het kasteel heeft bestaan tot in 1796, toen de heerlijke leenrechten werden opgeheven.
De hof Op ter Stockt omvatte volgens een opgave van 1754 ruim 25 morgen aan één blok en ruim 18 morgen aan verspreid in Broekhuizen liggende landerijen en was dus zeer groot.
Johan, de derde zoon van Sweder van Broeckhuysen, erfde als voornaamste vastgoed van zijn vader deze Hof Op ter Stockt te Broekhuizen. De eerste vermelding waaruit deze eigendomsovergang blijkt, is op 3 juli 1468, waarin Johan en diens echtgenote Johanna van Derde (of van Darth ?) bekennen aan Johan Hoen 100 Rijnse gulden schuldig te zijn en daarvoor de hof tot onderpand stellen. De leenheer van de hof, Reynier van Broeckhuysen, heer van Broekhuizen, bezegelt op verzoek van de partijen het stuk. Op dezelfde dag wordt nog een schuldbekentenis van 50 gulden opgemaakt, welk bedrag uiterlijk 1 november van dat jaar aan Johan Hoen moet worden terugbetaald. In 1491 belast Johan de hof opnieuw, nu wegens een schuld van 100 malder rogge aan het klooster Mariensande te StraeIen, met een cijns van 6 Rijnse gulden per jaar, welke cijns aflosbaar is met 100 rijnse gulden.
Het echtpaar Johan van Broeckhuysen en Johanna van Derde hadden één dochter nl. Agnes. Deze huwde in 1471 met Seger van Merwijck uit Vierlingsbeek. Van bruidszijde kreeg zij een huwelijksgift mee van 50 malder rogge uit alle rechten die haar vader Johan tot Venray bezat. Van Seger van Merwijk's kant werden zij bedeeld met 70 malder rogge uit de tienden van Vierlingsbeek. Daarnaast kreeg Agnes het vruchtgebruik van de hof ter Voirt te Vierlingsbeek, waar Seger in 1471 woonachtig was. Haar vader Johan bevestigde op 5 februari 1471 deze huwelijkse voorwaarden voor de schepenen van Venray.
Uit het huwelijk van Agnes van Broeckhuysen met Seger van Merwijck zijn ons drie zonen bekend te weten Sweder, Wolter en Peter van Merwijck. Agnes van Broeckhuysen is vermoedelijk al voor 1515 overleden. Agnes van Broeckhuysen erfde ook van haar vader deze hof. De hof ging na de dood van Agnes over op haar drie zonen. In een akte uit het jaar 1515 lezen we dat de jaarlijkse cijns van 6 Rijnse gulden, die vastgelegd was door Johan van Broeckhuysen in 1491, al jaren lang niet betaald was. Er werd besloten dat de kinderen van Agnes konden kiezen uit de betaling van een éénmalige som van 150 Hornse of uit de betaling van een jaarlijkse cijns van 9 Hornse gulden, aan het klooster Mariënsande te Straelen. Dit laatste blijkt ook gebeurd te zijn, want in 1519 verkoopt het klooster deze cijns van 9 Hornse gulden aan Seger van Broeckhuysen, heer van Oijen.
Uit het leenboek van het huis Broekhuizen weten we dat in het jaar 1526 en later in 1545 nogmaals Hendrik van Darth Janszoon beleend is geworden met de hof ter Stockt met al zijn toebehoren en met het stro van de korentienden van Oijen. Helaas kunnen we op dit moment niet achterhalen wanneer het stro van de korentienden van Oijen aan de hof ter Stockt gekomen is, De hof is tussen 1519 en 1526 verkocht door de broers van Merwijck aan genoemde Hendrik van Darth. De band tussen het geslacht Van Broeckhuysen en deze hof is dan alleen nog maar een jaarrente van 9 Hornse gulden.
Maar dan lezen we in het leenboek van het huis Broekhuizen dat het in 1670 weer een andere eigenaar heeft, doordat dan een Gerard van den Camp hiermee beleend wordt.
In het leenregister van 1746 wordt Maria Isabella Hester Schenck van Nydeggen als eigenaresse vermeld. Het goed viel onder het Gelders leenrecht en was zelf groot 25 morgen en 18 roeden. Daarnaast waren er nog losse grondstukken van totaal 14 morgen die ook onder het leenrecht vielen.
Ook zij was van adel en gedoopt in Sevenum op 31 augustus 1699 en overleed ongehuwd te Sevenum op 20 januari 1765. Op 8 mei 1754 wordt ze daarmee weer beleend. Het vererfde via haar broer of zus vervolgens aan de familie Von Varo.
En zo komen we in 1843 op de eerste kadastraal geregistreerde eigenaar Graaf Karel (Carl Ludiwig Franz) von Varo, die in een kasteel bij Straelen (D) woonde, daar burgemeester was en het verpachtte. Hij overleed als laatste van zijn geslacht in 1876. De boerderij had al het kadastrale nummer C 447 gekregen en staat hieronder links op de kadastrale kaart van 1821. De boerderij lag nabij de westelijke hoek Roamweg/Horsterweg, net achter het huidige pand Horsterweg 12, dat nu Lovenhof heet. Deze boerderij de Lovenhof was overigens vanaf circa 1886 het woonhuis van de familie Van Megen. Het is aan het eind van de oorlog door de terugtrekkende Duitsers verwoest.